Het dorp Gauw en Omstreken.



Het dorp Gauw ligt in de grietenij (later gemeente) Wymbritseradeel in de provincie Friesland.
Het ligt samen met de dorpen Goënga en Offingawier ten noorden van de stad Sneek in de streek tussen de Houkesloot en het dorp Rauwerd dat ondermeer bekend staat als de Snitser Fiifgae. Verder liggen in deze streek ook nog de dorpen Scharnegoutum en Loënga. Het grootste deel van deze streek ligt onder Amsterdams Peil en bestaat voornamelijk uit kleigronden.

Rondom het jaar 1000 is men dit terpengebied doelmatiger gaan verdedigen tegen overstromingen. Nog voor er zeedijken werden aangelegd hadden er al inpolderingen plaats gevonden. Langs de Middelzee (een grote brede zeearm in Friesland) werden dijken aangelegd en tegen de zuidelijke waterkering van deze oude zeearm ontstonden een aantal polders die de naam Hemmen kregen. Als oudste van deze hemmen wordt de Schernhem genoemd. De zuid- en zuidoostkant van deze binnenpolder werd gevormd door de Groene Dijk die benoorden Sneek aansloot bij de dijk van de Schernhem. Deze Groene Dijk of Hemdijk liep niet vlak langs het Snekermeer want er lagen nog uitgestrekte buitenlanden tussen het meer en de dijk. Uiteindelijk sluit de Groene Dijk aan bij de dijken langs de Boorn en maakt dus deel uit van een uitgebreid dijkenstelsel.

De dorpen zijn altijd klein geweest en agrarisch van aard. Tussen 1744 en 1815 is de bevolking nauwelijks gegroeid. Toch was er ondanks de aanwezigheid van gealimenteerden (mensen onderhouden door de kerk) een behoorlijke welvaart binnen de dorpen. In 1744 waren er in Gauw, Goënga en Offingawier respectievelijk 91, 161 en 48 inwoners. In 1815 waren dit er respectievelijk 97, 204 en 78.

Lange tijd zijn in dit gebied weinig wegen geweest. In 1858 schrijft de dorpsonderwijzer van Goënga, W. van der Werf dat elke boer en winkelman zijn eigen vaartuig had en daarmee naar het land of naar de klanten ging en eventueel naar de stad. In de tijd die in deze genealogie van belang is, nl van ongeveer 1650 - 1815 zal dit niet veel anders geweest zijn.

De naam van het dorp Gauw is mogelijk afkomstig van een sloot die daar vroeger zou zijn geweest. In het Register van Aanbreng van 1511 blijkt dat er nog heel wat dorpen "aan de Gau" lagen. Het dorp zal dus wel een van de nederzettingen aan deze sloot de Gau of Gawe zijn geweest.

Volgens de legenden zijn naast onze voorouders nog meer (belangrijke) mensen uit Gauw voortgekomen. De 14e bisschop van Utrecht, die van 900-917 de zetel van Willibrord innam zou een Gauwster jongen zijn geweest. Van moeders zijde was hij een achterkleinzoon van de Friese koning Radbad (Radboud) naar wie hij genoemd was. Aan zijn geboorteplaats gaf hij het recht om in september een jaarmarkt te houden. Die markt heeft Gauw tot in de 18e eeuw gehad. Er zijn echter ook verhalen dat deze Radboud niet uit Gauw kwam maar uit Frankrijk.

De dorpen Gauw, Goënga en Offingawier hebben ieder een eigen kerk. Dit ondanks ze lange tijd één kerkelijke gemeente zijn geweest. De kerk van Gauw is aan St. Nicolaas gewijd en heeft een toren die dateert uit de middeleeuwen en is opgebouwd uit Oude Friezen. De toren is halverwege de 19e eeuw omkleed met gelderse steen en heeft daardoor een moderner voorkomen. In tegenstelling tot andere kerken die in die tijd werden gerenoveerd is het zadeldak bewaard gebleven.


De kerk dateert uit 1685. Waarschijnlijk is dit geen nieuwbouw geweest maar meer een vernieuwing. In 1699 kreeg de toren een nieuwe klok die volgens de kerkerekeningen 111 gulden 4 stuivers en 8 penningen kostte. Voor brandewijn was bij het ophangen 1 gulden en 8 stuivers nodig. In 1943 is deze klok geroofd en niet meer teruggekomen.

Voor de Reformatie had elk dorp een eigen zieleherder maar na de kerkelijke omwenteling vormden Gauw, Goënga en Offingawier één kerkelijke gemeente. Van de voor ons interessante tijd volgt hier een opsomming van predikanten.

In 1649 kwam Ds. Gerard van Velsen. Hij vertrok in 1665 naar Oosthem. Deze dominee is in 1673 te Goënga begraven. Ook zijn opvolger Ds. Petrus Trochet (of Frochet) is een jaar nadat hij werd aangenomen overleden en te Goënga begraven. Hij kwam in 1666 uit Heeg.

Van 1688 tot 1711 stond Ds. Gladhair of Gladhayr hier. Van hem wordt medegedeeld dat hij legerpredikant in het schotse leger is geweest. Ook hij is te Goënga overleden nl. op 74 jarige leeftijd op 9 februari 1711.

Ds. Onias Oneides diende de gemeente van 1712 tot 1717 en vertrok naar Scharnegoutum. Zijn opvolger was Gustaaf van de Ley. Hij overleed na 6 jaar dienst in 1727 te Goënga. Joh. Olthof vertrok na anderhalf jaar hier dienst te hebben gedaan naar Nijland maar overleed daar reeds na 18 weken op 23 jarige leeftijd.

Ds. Reddingius stond hier van 1732 tot 1780. Op 80 jarige leeftijd kreeg hij emeritaat en overleed vijf jaar later te Engelum. Elke nieuwe predikant (in dit geval Ds. W.G. Reddingius) begon met het maken van een lijst van gemeenteleden van de Nederlandse Hervormde Gemeenten van Goinga, Gauw en Offingawier. De lijst van gemeenteleden opgemaakt in 1772 is alleen bewaard gebleven. Bekende figuren zien we hier genoemd, waarvan de belangrijkste zijn: Arjen Arjens en Trijntje Sijmens, Botje Arjens en Franskje Minnis.

Van 1784 tot 1808 bewoonde Ds. Rud. Beckering de pastorie van Goënga nadat zijn broer Joh. Beckering hier de bewoner was geweest. Ds. Houweling stond hier tussentijds (1781-1784) Ook hij is te Goënga overleden.