Sneek


Alleen de plaatsen Oldeboorn, Gauw,
Sneek en Bolsward zijn aanklikbaar

Sneek, in de Friefche landstaal Snits genaamd, is, na Leeuwarden en Harlingen een der fchoonfte en vermogenfte Steden van Friesland, zijnde in het kwartier der Steden de vierde in rang. De oorfprong deezer Stad is onzeker, en van overlang onder puinhopen der oudheid begraaven.Men kan er alleen van zeggen dat Sneek in den jaare 1294 nog maar een gering dorp wa, ‘t welk, allengs in bloei toenemende, in 1294 tot eene stad verheven, en met wallen en graften bevestigd werd. In ‘t volgende jaar brandde de Stad, twee huizen na, geheellijk af; doch was in 1328 reeds weederom in een matigen bloei waarin dezelve federt grootelijks heeft toegenomen.


Sneek op een oude kaart


Zo wordt Sneek beschreven in 1788 in de Tegenwoordige Staat van Friesland. De stad had toen vier land- en vijf waterpoorten. De landpoorten zijn de Noorderpoort, door welke men naar IJsbrechtum en naar IJlst kan rijden; de Nieuwe Poort die naar de Leeuwarder Trekvaart loopt; de Oosterpoort door welke de Hemdijk na door de Noorderpoort binnen Sneek gekomen te zijn wederom uitloopt naar Rauwerderhem en de Hoogeindsterpoort leidende naar de landerijen tussen Sneek en IJlst.

De waterpoorten zijn een kleine bij de Beulstoren; de Noorderwaterpoort voor de trekvaart op Leeuwarden; de Kleinzanderpijp leidende naar het Snekermeer; de Kleinpaalenspijp waardoor men uitvaart naar de Witte Brekken, Koevordermeer en de Hoogeindsterpijp waardoor men via de Geeuw naar IJlst vaart.

In de Tegenwoordige Staat wordt over een niet onaanzienlijke boterhandel gesproken waarin vele gezinnen hun bestaan vinden. Daarnaast ontbreekt het Sneek ook geenszins aan eene menigte nuttige neeringen en handteeringen waardoor deeze Stad, naar maate haarer grootte zeer bloeiende en vermogende is. Er wordt gesproken van een groot aantal graankoopers, scheepsreeders, veele Boezel- en Bondreeders, uurwerkmaakers, pottebakkers, blikslagers, leerbereiders en wolkammers.

Daarnaast bezit Sneek vier oliemolens, twee houtmolens, een tichelwerk, een zeepziederij en nog andere fabriekjes. Door de handel bloeit ook de voorstad van Sneek buiten de Hoogeindsterpoort en worden buiten de stadsmuren veel nieuwe huizen gebouwd.

In de 17e eeuw was Cornelis Haubois burgemeester van Sneek en namens Friesland gecommiteerd bij de Vergadering van de Staten Generaal. Hij heeft in 1651 Karel Stuart, zoon van de onthoofde koning Karel I, voortvluchtig uit Engeland, ondergebracht te Sneek. Nadat deze Karel Stuart koning van Engeland was geworden werd Cornelis als dank tot ridder geslagen. Deze Cornelis had een landgoed tussen Sneek en Gauw dat Haubois heette.

Slechts gedurende korte tijd (1803-1812) hebben onze voorouders in deze stad gewoond. Toch is in deze tijd veel gebeurd en is mogelijk onze achternaam hier ontstaan.

Een aantal plattegronden en andere bezienswaardigheden zijn hierbij afgebeeld.